Wanneer het deeg lang genoeg in de ijskast heeft gerust kun je beginnen met de eerste toer! Bestrooi hiervoor een schoon werkblad met wat bloem, tegen het plakken.
Haal het deeg uit de ijskast en uit het plastic folie. Leg deze op je bebloemde werkoppervlak.
Rol het deeg nu met een deegroller uit tot een enigszins vierkante lap deeg. De lap deeg moet groot genoeg zijn, zodat de boter er in past.
Haal de plak plantaardige boter nu uit de ijskast en leg deze in een ruitvorm op het deeg. Dus als het deeg met een lange, rechte zijde naar je toe ligt leg je de boter juist schuin met de punt naar je toe.
Vouw de vier flappen deeg nu om de plantaardige boter heen, zodat deze helemaal is ingesloten door het deeg.
Nu rol je het deeg met de deegroller in de lengte uit, totdat de lengte van het deeg ongeveer drie keer zo lang is als de breedte.
Vouw het deeg in drieën en draai het deeg nu een kwartslag. De open kant van het deeg ligt nu naar je toe.
Rol het deeg nu nog een keer uit in de lengte, totdat het deeg drie keer zo lang is als het breed is.
Vouw het deeg in drieen en verpak het in een stuk plastic folie. Dit was de eerste toer.
Het deeg mag nu in de ijskast minstens een half uur rusten.
Het toeren van het deeg herhaal je nu nog twee keer.
Dus rol het deeg weer uit in de lengte totdat het drie keer zo lang als het deeg breed is, vouw het in drieën, draai het een kwart slag en doe dit nog een keer.
Hierna mag het deeg weer, in plasic folie, een half uur in de ijskast rusten voor de derde en laatste toer.
Ook de derde toer rol je het deeg weer uit in de lengte, je vouwt het in drieën, draait het deeg een kwartslag en herhaalt deze stappen.
Na de derde en laatste toer is het deeg klaar. Als je het nu minstens een half uur laat rusten in de ijskast kun je het verder verwerken in je gerecht.
Rol het dan uit tot de gewenste dikte op een werkoppervlak met wat bloem erop.