Snijd de groenten in kleine blokjes en kook deze een paar minuutjes tot ze beetgaar zijn in ruim water.
Laat de groenten goed uitlekken in een vergiet.
Meng in een kommetje de bloem, de mosterd, suiker, zout en kerriepoeder tot een glad papje. Rasp of snijd de gember, kurkuma en knoflook fijn en voeg die hier ook aan toe.
Breng de azijn samen met het water aan de kook in een pannetje.
Wanneer de azijn en het water net aan de kook zijn giet je een beetje bij de droge ingrediënten. Roer dit goed door.
Giet dan het geheel weer terug in de pan en breng het rustig aan de kook. Als het goed is begint je saus steeds dikker te worden. Roer de saus af en toe goed door.
Voeg nu de olie toe, zodat je piccalilly mooi gaat glimmen.
Wanneer je saus mooi gebonden is voeg je de groenten toe. Roer deze door de saus en laat ze nog één minuutje meekoken.
Bewaar de piccalilly in schone (weck)potten. Vul deze tot de rand en zet ze op de kop om vacuüm te trekken. Piccalilly is het lekkerst als je hem even in de ijskast zet voordat je hem eet.